1          De appellant dient bij de voorzitter van het Scheidsgerecht een door hem of zijn raadsman ondertekend beroepschrift in zesvoud in.           

Bij een exemplaar kunnen worden gevoegd: afschriften van de voornaamste op de zaak betrekking hebbende stukken.

2          Het beroepschrift bevat tenminste:           

            a          de opgave van de naam, de voornamen en het adres van de appellant;           

            b          de opgave van de naam en het adres van de persoon of de instantie, tegen wiens beslissing het beroep is gericht;           

            c          de mededeling van de vordering en de gronden waarop deze berust.

3          Het beroepschrift moet bij aangetekend schrijven worden ingezonden binnen dertig dagen, nadat het geschil is ontstaan en/of een beslissing is genomen en ter kennis is gebracht van appellant, welke overeenkomstig zijn rechtspositieregeling of andere regelingen beroep kan instellen bij het Scheidsgerecht.

4          Indien het beroepschrift niet voldoet aan de eisen gesteld in het eerste en tweede lid van dit artikel, wijst de voorzitter de appellant op het gepleegde verzuim en nodigt hem uit binnen veertien dagen het verzuim te herstellen.