1          Alle leden worden benoemd voor een termijn van vijf jaar.

2          Het lidmaatschap eindigt aan het einde van het kalenderjaar, waarin de betrokkene de 70-jarige leeftijd heeft bereikt, dan wel de betrokkene ontslag neemt, ofwel zijn benoemingstermijn is afgelopen.

3          Leden, aan wie een zaak ter beslissing is opgedragen, blijven ook na hun aftreden met de afdoening daarvan belast.

4          De aftredende leden zijn herbenoembaar, tenzij zij de zeventigjarige leeftijd hebben bereikt.

5          Uiterlijk twee maanden vóór het ontstaan van een periodieke vacature, en uiterlijk veertien dagen na het ontstaan van een niet-periodieke vacature, geeft de voorzitter van het Scheidsgerecht daarvan kennis aan de bisschoppen, indien het betreft een vacature van een door de bisschoppen te benoemen lid, en aan de organisaties, indien het betreft een vacature van een door de organisaties te benoemen lid.