Vandaag of binnenkort ...
- 30 september 2023
Nacht van Bach
H. Maria van Jessekerk Delft
- 7 oktober 2023
Studie- en ontmoetingsdag Sint Caecilia Aartsbisdom 2023
Onze Lieve Vrouwekerk Apeldoorn
- 7 oktober 2023
Dag van het Gregoriaans
Penninckshuis Deventer
BIJLAGE III INTERDIOCESANE REGELING KERKMUZIEK
Considerans
INTERDIOCESANE REGELING VOOR DE KERKMUZIEK in bisdommen van de R.-K. Kerkprovincie
De Bisschoppen van de R.-K. Kerkprovincie in Nederland, na overleg met de Nederlandse Sint Gregorius Vereniging (NSGV), de Katholieke Dirigenten- en Organistenvereniging (KDOV) en de Koninklijke Nederlandse Toonkunstenaarsvereniging (KNTV),
overwegende:
- dat ter wille van een goede en verantwoorde verzorging van de kerkmuziek in de liturgie gewenst is te komen tot een regeling daarvan;
- dat een dergelijke regeling dient te omvatten voorschriften inzake de benoembaarheid van kerkmusici en hun taakomschrijving;
- dat de regeling tenslotte voorschriften dient te geven inzake de rechtspositie en de salariëring en andere arbeidsvoorwaarden, respectievelijk naar een kerkelijke regeling dient te verwijzen;
hebben de volgende INTERDIOCESANE REGELING VOOR DE KERKMUZIEK vastgesteld:
Artikel 6 Organist
De functie van organist kent de volgende niveaus en bevoegdheidsvereisten:
1 Niveau I:
- het begeleiden van een of meerdere in de liturgie functionerende koren in goede samenwerking met de functionerende dirigent van wie hij de eigen specifieke verantwoordelijkheid respecteert waarbij gestreefd wordt naar een qua inhoud en uitvoering zo hoog mogelijk niveau;
- het begeleiden van de liturgische gemeenschapszang;
- het uitvoeren van orgelmuziek ten dienste van de liturgie eventueel in combinatie met andere instrumenten;
- het hebben van supervisie over en het zorgen voor de werving en begeleiding en de kwaliteitsbewaking van hulporganisten;
- het eventueel geven van concerten. Voor deze functie dient de organist in het bezit te zijn van:
- hetzij het diploma Kerkmuziek, afgegeven door de Stichting Nederlands Instituut voor Kerkmuziek, hoofdvak orgel;
- hetzij een diploma Uitvoerend Musicus Orgel van een Nederlands conservatorium of daarmee gelijk te stellen instelling, tezamen met het Praktijkdiploma Kerkmuziek, orgel.
2 Niveau II:
- het begeleiden van een of meerdere in de liturgie functionerende koren in goede samenwerking met de fungerende dirigent van wie hij de eigen specifieke verantwoordelijkheid respecteert;
- het begeleiden van de liturgische gemeenschapszang;
- het uitvoeren van orgelmuziek ten dienste van de liturgie eventueel in combinatie met andere instrumenten;
- het hebben van supervisie over en het zorgen voor de werving en begeleiding en de kwaliteitsbewaking van hulporganisten. Voor deze functie dient de organist in het bezit te zijn van het Praktijkdiploma Kerkmuziek, orgel.
3 Niveau III:
- het begeleiden van een in de liturgie functionerend koor en eventuele muzikale medewerkers, in samenwerking met de functionerende dirigent, van wie hij de eigen specifieke verantwoordelijkheid respecteert;
- het begeleiden van de liturgische gemeenschapszang;
- het uitvoeren van orgelmuziek ten dienste van de liturgie, eventueel met medewerking van een instrumentale solist.
Voor deze functie dient de organist in het bezit te zijn van een bevoegdheidsverklaring, afgegeven door de Commissie Bevoegheidsverklaringen na een door de kandidaat afgelegd examen, afgestemd op de in artikel 2.1 sub c bedoelde normen met de aantekening organist.
Artikel 5 Dirigent
De functie van dirigent kent de volgende niveaus en bevoegdheidvereisten:
1 Niveau I:
- het dragen van verantwoordelijkheid voor het kerkmuzikaal gebeuren als geheel in de betreffende kerk, respectievelijk de plaats, waar de functie moet worden vervuld, met dien verstande dat hij dit alles dient te realiseren in een goede samenwerking met de fungerend organist van wie hij de eigen specifieke verantwoordelijkheid respecteert, waarbij gestreefd wordt naar een qua inhoud en uitvoering zo hoog mogelijk niveau;
- het leiding geven aan één of meer in de liturgie functionerende koren en eventuele instrumentale groepen;
- het leiden van de liturgische gemeenschapszang;
- het hebben van supervisie over en zorg voor de werving en begeleiding van hulpdirigenten en/of cantores en voor kwaliteitsbewaking;
- het eventueel geven van concerten waarbij zo mogelijk zal worden gebruik gemaakt van de ter plaatse beschikbare medewerkers en instrumenten.
Voor deze functie dient de dirigent in het bezit te zijn van:
- hetzij het diploma Kerkmuziek, afgegeven door de Stichting Nederlands Instituut voor Kerkmuziek, hoofdvak koordirectie;
- hetzij een diploma Uitvoerend Musicus Koordirectie van een Nederlands conservatorium of daarmee gelijk te stellen opleiding, tezamen met het Praktijkdiploma Kerkmuziek, koordirectie.
2 Niveau II:
- het dragen van eigen verantwoordelijkheid voor het kerkmuzikaal gebeuren in de betreffende kerk, respectievelijk de plaats, waar de functie moet worden vervuld, met dien verstande, dat hij dit alles dient te realiseren in een goede samenwerking met de fungerende organist van wie hij de eigen specifieke verantwoordelijkheid respecteert;
- het leiding geven aan één of meer in de liturgie functionerende koren en eventueel instrumentale groepen;
- het leiden van de liturgische gemeenschapszang;
- het hebben van supervisie over en het zorgen voor werving en begeleiding van de muzikale medewerkers en voor kwaliteitsbewaking. Voor deze functie dient de dirigent in het bezit te zijn van het Praktijkdiploma Kerkmuziek, koordirectie.
3 Niveau III:
- het dragen van eigen verantwoordelijkheid voor het kerkmuzikaal gebeuren in de betreffende kerk, respectievelijk plaats, waar de functie moet worden vervuld, met dien verstande, dat hij dit alles dient te realiseren in een goede samenwerking met de fungerende organist van wie hij de specifieke verantwoordelijkheid respecteert.
- het leiden van een in de liturgie functionerend koor en eventuele instrumentale medewerkers in een goede samenwerking met de fungerende organist;
- het leiden van de liturgische gemeenschapszang.
Voor deze functie dient de dirigent in het bezit te zijn van een bevoegdheidsverklaring, afgegeven door de Commissie Bevoegdheidsverklaringen, na een door de kandidaat afgelegd examen, afgestemd op de in artikel 2.1, sub c bedoelde normen, met aantekening voor dirigent.
Artikel 4 Dirigent/organist
De functie van dirigent/organist kent de volgende niveaus en bevoegdheidsvereisten:
I Niveau I:
- het dragen van verantwoordelijkheid voor het kerkmuzikaal gebeuren als geheel in de betreffende kerk, respectievelijk plaats, waar de functie moet worden vervuld, waarbij gestreefd wordt naar een qua inhoud en uitvoering zo hoog mogelijk niveau;
- het leiding geven aan en begeleiden van één of meer in de liturgie functionerende koren en eventuele instrumentale groepen;
- het leiden en begeleiden van de liturgische gemeenschapszang;
- het uitvoeren van orgelmuziek ten dienste van de liturgie, eventueel in combinatie met andere instrumenten;
- het hebben van supervisie over en het zorgen voor werving en begeleiding van de muzikale medewerkers en voor kwaliteitsbewaking;
- het eventueel geven van concerten waarbij zo mogelijk zal worden gebruik gemaakt van de ter plaatse beschikbare medewerkers en instrumenten. Voor deze functie dient de dirigent/organist in het bezit te zijn van:
- hetzij het diploma Kerkmuziek afgegeven door de Stichting Nederlands Instituut voor Kerkmuziek, hoofdvakken koordirectie en orgel;
- hetzij het diploma Uitvoerend Musicus Koordirectie van een Nederlands conservatorium of daarmee gelijk te stellen instelling, tezamen met het Praktijkdiploma Kerkmuziek (Beschikking Staatssecretaris van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen d.d. 30 maart 1961 en 12 juni 1961, nrs 42781 en 44256/11), zowel koordirectie als orgel.
2 Niveau II:
- het dragen van eigen verantwoordelijkheid voor het kerkmuzikaal gebeuren in de betreffende kerk, respectievelijk plaats waar de functie moet worden vervuld;
- het leiding geven aan en begeleiden van één of meer in de liturgie functionerende koren en eventuele instrumentale groepen;- het leiden en begeleiden van de liturgische gemeenschapszang;
- het uitvoeren van orgelmuziek ten dienste van de liturgie, eventueel in combinatie met andere instrumenten;
- het hebben van supervisie over en het zorgen voor de werving en begeleiding van de muzikale medewerkers en voor kwaliteitsbewaking. Voor deze functie dient de dirigent/organist in het bezit te zijn van een Praktijkdiploma Kerkmuziek, zowel koordirectie als orgel.
3 Niveau III:
- het dragen van eigen verantwoordelijkheid voor het kerkmuzikaal gebeuren in de betreffende kerk, respectievelijk plaats, waar de functie moet worden vervuld;
- het leiden en begeleiden van de liturgische gemeenschapszang;
- het uitvoeren van orgelmuziek ten dienste van de liturgie, eventueel met medewerking van een instrumentale solist.
Voor deze functie dient de dirigent/organist in het bezit te zijn van een bevoegdheidsverklaring, afgegeven door de Commissie Bevoegdheidsverklaringen na een door de kandidaat afgelegd examen, afgestemd op de in artikel 2.1 sub c bedoelde normen, met aantekening voor zowel dirigent als organist.
Artikel 3 Functie en Bevoegdheidsindeling
De op het gebied van de kerkmuziek te vervullen functies worden onderscheiden in:
3.1 dirigent/organist (artikel 4)
3.2 dirigent (artikel 5)
3.3 organist (artikel 6)
Bij de functievervulling worden drie niveaus (I, II en III) onderscheiden.
Elk niveau kent afzonderlijke bevoegdheidseisen. De benoemende instantie bepaalt het functieniveau.
Daarbij zullen belangrijke overwegingen zijn:
- eisen van liturgische aard en/of bijzondere eisen gesteld door de benoemende instantie;
- de kwaliteit van koor en orgel;
- de mogelijkheid om binnen het kader van een verantwoorde muzikale vormgeving aan de liturgie rekening te houden met de wensen van de betrokken kerkelijke gemeenschap, uitgaande van de traditie ter plaatse en/of het gewenste beleid.
Artikel 2 Commissie bevoegdheidsverklaringen voor de kerkmuziek
2.1 Er is een commissie bevoegdheidsverklaringen voor de kerkmuziek die tot taak heeft:
a het afgeven van bevoegdheidsverklaringen zoals bedoeld in de artikelen 4.3, 5.3 en 6.3;
b het afgeven van bevoegdheidsverklaringen voor niveau I en II aan hen die
- in het bezit zijn van de voor niveau I resp. II gevraagde diploma’s, maar die in hun situatie behoefte hebben aan een dergelijke verklaring ter overlegging aan hun werkgever;
- niet of ten dele in het bezit zijn van de voor niveau I resp. II gevraagde diploma’s, maar die wel het daarmee overeenkomende niveau bezitten en van wie op grond van bijzondere omstandigheden niet mag worden geëist dat zij alsnog de betreffende diploma’s trachten te verwerven;
c het opstellen van normen, waaraan de kerkmusicus dient te voldoen om in aanmerking te kunnen komen voor de onder a. genoemde bevoegdheidsverklaring en van een examenreglement, een en ander in overleg met de organisaties van kerkmusici, waarvan vertegenwoordigers in de commissie zitting hebben en in artikel 2.2 genoemd zijn;
d het in overleg met de organisaties van kerkmusici, waarvan vertegenwoordigers in de commissie zitting hebben en in artikel 2.2 genoemd zijn, wijzigen van de normen als bedoeld in de artikelen 4, 5 en 6, indien de opleidingen tot kerkmusicus daartoe aanleiding geven;
e het gevraagd en ongevraagd advies geven aan de Bisschop in zaken die de voorafgaande punten a. t/m d. betreffen.
2.2 De Commissie bestaat uit tenminste 3 en ten hoogste 5 leden, die door de Bisschoppenconferentie worden benoemd, op voordracht van de representatief te achten organisaties van kerkmusici, te weten:
- een lid, respectievelijk twee leden door de Nederlandse Sint Gregorius Vereniging (NSGV);
- een lid, respectievelijk twee leden door de Katholieke Dirigenten- en Organisten Vereniging (KDOV);
- een lid door de Koninklijke Nederlandse Toonkunstenaars Vereniging (KNTV).
Deze voordracht zal worden toegezonden aan de Bisschoppelijke Commissie voor Liturgie, liturgische Muziek en kerkelijke Kunst, welke de voordracht, - vergezeld van haar advies - door zendt aan de Bisschoppenconferentie.
De leden van de Commissie worden benoemd voor een periode van 3 jaar.
Zij zijn terstond, doch niet meer dan tweemaal herbenoembaar.
2.3 Wanneer de Commissie een verzoek tot afgifte van een bevoegdheidsverklaring afwijst, stelt zij de verzoeker daarvan schriftelijk in kennis onder vermelding van de redenen voor de afwijzing.
De Commissie stelt de verzoeker daarbij in de gelegenheid binnen twee maanden bezwaren in te dienen bij een ad hoc in te stellen commissie van beroep bestaande uit drie kerkmusici, waarvan één door de klager en één door de Commissie wordt aangewezen, die tezamen een derde lid kiezen. Deze drie personen mogen geen lid zijn van de Commissie Bevoegdheidsverklaringen voor de kerkmuziek.