Vandaag of binnenkort ...
- 19-23 augustus 2024
Zomercursus gregoriaans 2024
Kloosterkerk Den Haag
VII ZIEKTE/ARBEIDSONGESCHIKTHEID
Artikel 23 Ziektekostenverzekering
Artikel 22 Uitkering bij ziekte/arbeidsongeschiktheid
1 In geval van ziekte/arbeidsongeschiktheid moeten de algemene voorschriften van het Burgerlijk Wetboek en van de desbetreffende sociale verzekeringswetgeving in acht worden genomen.
De volgende bepalingen vormen daarop een aanvulling.
2 a De werknemer, die wegens ziekte/arbeidsongeschiktheid verhinderd is zijn werkzaamheden te verrichten, heeft gedurende 24 maanden recht op aanvulling van het doorbetaalde loon op grond van 7:629 BW respectievelijk van de uitkering, die hij ontvangt op grond van enige bij of krachtens de wet geldende verzekering. Deze aanvulling op de uitkering strekt ertoe, dat de werknemer zijn nettosalaris behoudt.
b Onder nettosalaris wordt verstaan het inkomen dat wordt afgeleid van de som van:
1 het bruto maandsalaris, dat de werknemer geniet op het moment dat de arbeidsongeschiktheid ontstaat;
2 die bestanddelen, die voorts nog als loon worden aangemerkt in de dagloonregeling Ziektewet en Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering.
De hoogte van de onder b.2 genoemde bestanddelen wordt op maandbasis gemeten over een periode van 3 maanden voorafgaand aan de maand, waarin de arbeidsongeschiktheid is opgetreden.
c Bijstelling van het in lid 2 onder a. bedoelde nettosalaris zal plaatsvinden:
1 indien het bruto maandsalaris wijziging ondergaat, tengevolge van:
a toekenning van een periodieke verhoging gedurende de arbeidsongeschiktheid;
b wijziging van de salarisopbouw.
2 door fiscale wijzigingen en wijzigingen in de sociale verzekeringspremies, voorzover deze worden ingehouden.
3 Indien de werknemer na beëindiging van zijn arbeidsongeschiktheid zijn werkzaamheden heeft hervat en binnen een termijn van vier weken na deze hervatting opnieuw arbeidsongeschikt wordt, zal de tweede arbeidsongeschiktheid voor de duur van de aanvullende uitkering als een voortzetting van de eerste worden beschouwd.
4 Het recht op aanvullende uitkering, als bedoeld in het tweede lid ad a van dit artikel, vervalt op het tijdstip, waarop de dienstbetrekking een einde neemt.
5 Het recht op aanvullende uitkering als bedoeld in het tweede lid ad a van dit artikel kan door de werkgever geheel of gedeeltelijk vervallen worden verklaard:
a indien blijkt, dat de werknemer geen medewerking verleent die in redelijkheid van hem verwacht mag worden aan maatregelen ter bevordering van de terugkeer in het arbeidsproces bij de werkgever;
b indien blijkt, dat de arbeidsongeschiktheid het gevolg is van bepaalde feiten, die door de werknemer bij het opmaken van een geneeskundige verklaring zijn verzwegen;
c indien blijkt, dat de arbeidsongeschiktheid het gevolg is van opzet of buitensporigheden van de werknemer tenzij hem daarvan op grond van zijn psychische toestand geen verwijt kan worden gemaakt;
d indien de werknemer zich schuldig maakt aan gedragingen, welke zijn genezing belemmeren;
e indien de aanspraak op uitkering ingevolge de Ziektewet of WAO geheel of gedeeltelijk komt te vervallen, tenzij zulks aan de werkgever te wijten is.
6 Indien als gevolg van een gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid, de WAO-uitkering en de daarop aanvullende verzekeringsuitkering lager zijn dan 70% van het in lid 2 bedoelde salaris, wordt de aanvulling op evenredige wijze verlaagd.
7 Op de aanvulling overeenkomstig de bepalingen van dit artikel bestaat geen aanspraak, indien en voorzover de werknemer ter zake van schade, die hij tengevolge van zijn arbeidsongeschiktheid lijdt, krachtens een wettelijke bepaling een recht op schadevergoeding tegenover een derde kan doen gelden, waarbij het bepaalde in 7:629 BW wordt uitgesloten. In dat geval doet de werkgever aan de werknemer als voorschot op de te ontvangen schadevergoeding uitkeringen ter grootte van de in dit artikel bedoelde aanvulling van het salaris onder de voorwaarde dat de werknemer zijn aanspraken op schadevergoeding ter zake aan de werkgever cedeert. De werkgever zal het voorschot met de schadevergoeding verrekenen en het meerdere aan de werknemer uitbetalen.
Artikel 21 Ziekte/arbeidsongeschiktheid
In geval van ziekte/arbeidsongeschiktheid is de werknemer, onverminderd de krachtens de wettelijke verzekeringen op hem rustende verplichtingen, gehouden:
a de werkgever terstond van de arbeidsongeschiktheid en zo mogelijk van de vermoedelijke duur daarvan op de hoogte te stellen;
b geneeskundige hulp in te roepen en de gegeven voorschriften op te volgen;
c na zijn herstel de werkgever daarvan in kennis te stellen en de werkzaamheden te hervatten.