Vandaag of binnenkort ...
- 7 oktober 2023
Studie- en ontmoetingsdag Sint Caecilia Aartsbisdom 2023
Onze Lieve Vrouwekerk Apeldoorn
- 7 oktober 2023
Dag van het Gregoriaans
Penninckshuis Deventer
- 7 oktober 2023
Kerkmuziekmiddag
Sint Franciscuskerk Wolvega
Rechtspositiereglement Kerkmusici
INHOUD
Rechtspositiereglement kerkmusici (dirigenten & organisten) in bisdommen van de R.-K. kerkprovincie Nederland
Regelingen R.-K. Kerkgenootschap Nederland, nr. 4 Utrecht 2000
R.-K. Kerkgenootschap
ISBN: 90-72567-32-9
Prijs: Euro 3,- (excl. verzendkosten)
Bestellingen: SRKK, Postbus 13049, 3507 LA Utrecht, tel.: 030 2326909, e-mail bestel@rkk.nl
__________________________________________________________________________
Inhoud
Voorbericht
I Algemene bepalingen
II De arbeidsovereenkomst
III Salariëring
IV Werktijd
V Vakantie
VI Verlof
VII Ziekte/arbeidsongeschiktheid
VIII Bijzondere uitkeringen
IX Wachtgeldregeling
X Geschillen
XI Slotbepaling
XII Overgangsbepaling
Bijlagen
I MODEL-ARBEIDSOVEREENKOMST voor een kerkmusicus in dienst van een kerkelijke instelling en model-instructie
II DIOCESANE REGELING SALARIËRING kerkmusicus
III INTERDIOCESANE REGELING VOOR DE KERKMUZIEK in bisdommen van de R.-K. Kerkprovincie
IV REGLEMENT van het Bisschoppelijk SCHEIDSGERECHT voor rechtspositionele aangelegenheden
VOORBERICHT
Voorbericht
bij de herziening van het Rechtspositiereglement voor kerkmusici
Het Rechtspositiereglement voor Kerkmusici maakte tot nu toe onderdeel uit van de Beleidsnota Kerkmusicus van 1988. Zowel het Rechtspositiereglement als de beleidsnota waren aan herziening toe. Besloten werd het Rechtspositiereglement afzonderlijk uit te geven. De herziening heeft tot doel meer inzichtelijkheid en betere hanteerbaarheid voor de gebruiker. De tekst is nu afgeleid van die van het rechtspositiereglement voor pastoraal werkers. Daardoor veranderde de redactie van de tekst op veel plaatsen. Naar de inhoud bleef het meeste ongewijzigd.
De voornaamste wijzigingen betreffen:
- het vervallen van het minimum aantal uren dienstverband dat nodig is om het Rechtspositiereglement van toepassing te doen zijn op de kerkmusicus (artikel 2). Alle kerkmusici in de zin van artikel 1 sub c kunnen derhalve aanspraak maken op de toepassing van het Rechtspositiereglement;
- het opnemen van de pensioenregeling die door de R.-K. Kerkprovincie is getroffen bij het Centraal Beheer te Apeldoorn (artikel 8);
- nieuw is de model-instructie voor de kerkmusicus, die opgenomen is onder de Model-arbeidsovereenkomst (Bijlage I);
- nieuw is ook dat het Reglement van het Bisschoppelijk Scheidsgerecht voor rechtspositionele aangelegenheden is opgenomen (Bijlage IV).
Het nieuwe Rechtspositiereglement is niet van toepassing in het bisdom Roermond.
Utrecht, oktober 2000
Artikel 4 Bijzondere bepalingen
1 Indien de werkgever, op grond van het advies van zijn medisch adviseur, medische maatregelen van preventieve aard noodzakelijk acht, is de werknemer verplicht zich daaraan te onderwerpen en de hem in het kader daarvan gegeven voorschriften op te volgen, tenzij zijn arts zich daartegen verzet. De kosten van deze maatregelen komen ten laste van de werkgever.
2 De werknemer is, zowel tijdens als na het einde van zijn dienstbetrekking, verplicht tot geheimhouding van zaken welke uit hoofde van zijn functie te zijner kennis komen, voorzover die verplichting uit de aard van de zaak volgt. Deze geheimhouding is opgelegd, behoudens voorzover de wet deze geheimhouding uitsluit.
3 De werknemer kan worden verplicht tot gehele of gedeeltelijke vergoeding van door de werkgever geleden schade voorzover deze door opzet, grove schuld en/of grove nalatigheid van de werknemer is veroorzaakt. Het bedrag van de schadevergoeding dient door de werkgever te worden aangetoond en de werknemer dient in de gelegenheid te worden gesteld zich te verantwoorden tegenover de werkgever.
Op schadevergoeding bestaat slechts aanspraak, indien het bedrag der geleden schade binnen een maand na het ontstaan daarvan aan de werknemer ter kennis is gebracht.
4 De schadevergoeding zal kunnen worden ingehouden op het salaris in billijke, maandelijkse termijnen. De inhoudingen zullen nooit méér bedragen dan 5% van het uit te betalen nettosalaris, met inachtneming van de daarbij geldende wettelijke regeling. Bij beëindiging van het dienstverband is het nog niet ingehouden gedeelte van de vastgestelde schadevergoeding in zijn geheel onmiddellijk opeisbaar en invorderbaar.
5 De werknemer, die in de uitoefening van zijn functie schade lijdt, aan het ontstaan waarvan hij geen schuld heeft en waarvoor de werkgever wettelijk aansprakelijk is, heeft jegens de werkgever aanspraak op vergoeding van deze schade. In het geval de werknemer op grond van wettelijke aansprakelijkheid een recht op schadevergoeding tegenover een derde kan doen gelden, is de werkgever slechts verplicht deze schade te vergoeden, indien de werknemer zijn aanspraken ter zake aan de werkgever cedeert.
Artikel 3 Wederzijdse verplichtingen
1 De werkgever en de werknemer zijn verplicht zowel tijdens als na de duur van de arbeidsovereenkomst de artikelen van dit reglement en de daarbij behorende bijlagen en regelingen na te leven.
2 De werknemer is verplicht de hem overeenkomstig zijn functie opgedragen werkzaamheden naar beste vermogen te verrichten en zich daarbij te houden aan de voor hem geldende functie-omschrijving en de overige hem door de werkgever gegeven instructies.
Artikel 2 Toepasselijkheid van het Rechtspositiereglement
- De bepalingen van dit rechtspositiereglement zijn van toepassing op de arbeidsverhouding tussen elke werkgever en iedere werknemer, met uitzondering van personen die als vervanger gedurende vakanties of om andere reden werkzaam zijn gedurende ten hoogste een maand.
- De bepalingen van dit rechtspositiereglement zijn slechts van toepassing voorzover zij niet in strijd zijn met de Nederlandse en de kerkelijke wetten en met de regelingen, die uit deze wetten voortvloeien.
- De bij dit rechtspositiereglement gevoegde bijlagen en regelingen, waarnaar in de volgende artikelen wordt verwezen, worden geacht met dit rechtspositiereglement één geheel uit te maken.
- Voorzover in dit reglement de woorden hij, hem en andere mannelijke woordvormen worden gebruikt en daarmee personen worden aangeduid, wordt daaronder tevens begrepen de vrouwelijke werknemer.
Artikel 1 Begripsbepalingen
Begripsbepalingen
Artikel 1
a Kerkelijke instelling: Een kerkelijke rechtspersoon in de zin van het Reglement van het R.-K. Kerkgenootschap in Nederland 1996, waaronder verstaan wordt een bisdom, een parochie, een dekenaat of kerkelijke instelling, die als zelfstandig onderdeel van het R.-K. Kerkgenootschap is opgericht of erkend.
b Werkgever: Het bestuur van een kerkelijke instelling, waarin een kerkmusicus een functie vervult.
c Kerkmusicus: degene die voldoet aan de voor de werknemer gestelde voorwaarden van de Interdiocesane Regeling voor de Kerkmuziek in bisdommen van de R.-K. Kerkprovincie (Bijlage III).
d Werknemer: de kerkmusicus die door de werkgever is belast met de leiding, respectievelijk de verzorging van de kerkmuziek als dirigent en/of organist, en die als zodanig een eigen professionele verantwoordelijkheid heeft onder de erkenning van de verantwoordelijkheid van de kerkelijke ambtsdragers voor de kerkelijke diensten.
e Bisschop: de gewijde bedienaar aan wie de zorg voor een bisdom is toevertrouwd en aan wie alle gewone, eigen en onmiddellijke macht toekomt die voor de uitoefening van zijn herderlijke taak in het hem toevertrouwde bisdom vereist is, uitgezonderd zaken, die door het recht of door een decreet van de Paus aan het hoogste of ander kerkelijk gezag voorbehouden zijn.
f Diensten: Alle soorten van kerkelijke vieringen, waarin de werknemer functioneert en welke geacht worden ieder een reëel uur te duren en daarmee worden gelijkgesteld.
g Arbeidsuren: Hieronder worden verstaan reële of daarmee gelijkgestelde uren, waarin een werknemer functioneert in diensten, repetities en werkbijeenkomsten, conform de Diocesane Regeling salariëring kerkmusicus (Bijlage II).
h Feest- en gedenkdagen: Nieuwjaarsdag, Goede Vrijdag, Paasmaandag, Hemelvaartsdag, Pinkstermaandag, Eerste en Tweede Kerstdag en de als zodanig door de overheid erkende nationale feest- en gedenkdagen, alsmede de bijzondere feest- en gedenkdagen door de werkgever aangewezen.
i Diocesane Regelingen: de regelingen voor honorering en salariëring en andere aangelegenheden, die door de bisschop jaarlijks worden vastgesteld.
Artikel 12 Op non-actief stelling
1 De werkgever kan de werknemer voor ten hoogste twee maanden op non-actief stellen, indien de voortgang van werkzaamheden - door andere oorzaken dan bedoeld in artikel 11 - ernstig wordt belemmerd.
2 Het besluit tot op non-actief stelling wordt door de werkgever zo spoedig mogelijk aan de werknemer medegedeeld, onder vermelding van de redenen waarom de voortgang van de werkzaamheden deze maatregel vereist.
3 Op non-actief stelling geschiedt met behoud van salaris.4
De werkgever kan de op non-actief stelling eenmaal met ten hoogste een maand verlengen.
5 De werkgever is gehouden gedurende de periode van op non-actief stelling die voorzieningen te treffen die noodzakelijk zijn om de werkzaamheden voortgang te doen vinden.
6 De op non-actief stelling kan niet bij wijze van strafmaatregel worden gebruikt.
Artikel 11 Schorsing
1 De werkgever kan de werknemer voor ten hoogste twee weken met behoud van salaris schorsen, wanneer een dringende reden in de zin van 7:678 BW vermoed wordt, en voortzetting van de werkzaamheden door de werknemer naar het oordeel van de werkgever niet langer verantwoord is.
2 De schorsing wordt onverwijld, gemotiveerd en bij aangetekend schrijven aan de werknemer ter kennis gebracht of bevestigd.
3 De werknemer wordt binnen vier dagen na dagtekening van het aangetekend schrijven, zaterdagen, zondagen en feestdagen niet meegerekend, in de gelegenheid gesteld zich tegenover de werkgever te verantwoorden. De werkgever dient de werknemer hiertoe op te roepen. De werknemer kan zich daarbij door een raadsman doen bijstaan.
4 De werkgever kan de schorsing éénmaal met ten hoogste twee weken met behoud van salaris verlengen. Ingeval inmiddels een ontslagprocedure door de werkgever in gang is gezet, kan schorsing met behoud van salaris worden verlengd tot de datum van ingang van het ontslag.
5 Ingeval mocht blijken, dat de werknemer kennelijk ten onrechte door de werkgever is geschorst, zal de werkgever op verlangen van de werknemer deze openlijk rehabiliteren en hem de aantoonbare schade vergoeden.
Artikel 10 Beëindiging met wederzijds goedvinden of door opzegging
Onverminderd de ter zake geldende wettelijke bepalingen geldt bij verbreking met wederzijds goedvinden of opzegging van de arbeidsovereenkomst het volgende:
a Verbreking met wederzijds goedvinden dient door werkgever en werknemer schriftelijk te worden bevestigd, met opgave van redenen.
b De termijn van opzegging bedraagt voor de werkgever twee kalendermaanden en voor de werknemer één kalendermaand.
Bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst kan, met inachtneming van het gestelde in dit lid, de termijn van opzegging nader worden bepaald met dien verstande dat de opzegtermijn voor de werkgever altijd het dubbele dient te bedragen van die voor de werknemer.
Artikel 9 Einde van de Arbeidsovereenkomst
Onverminderd de ter zake geldende wettelijke bepalingen eindigt de arbeidsovereenkomst:
1 Met inachtneming van artikel 10 van dit reglement door verbreking met wederzijds goedvinden.
2 Met inachtneming van artikel 10 door opzegging door de werkgever of door de werknemer. De werkgever kan ook opzeggen bij langdurige arbeidsongeschiktheid van de werknemer na het verstrijken van de termijn van 24 maanden, waarin de werknemer recht op een uitkering wegens ziekte/arbeidsongeschiktheid heeft.
3 Bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd van de werknemer aan het einde van de maand, waarin deze leeftijd wordt bereikt, of bij overeengekomen pensionering, resp. functioneel leeftijdsontslag op een eerder tijdstip.
4 Door het overlijden van de werknemer.
5 Door het verstrijken van de termijn, waarvoor de arbeidsovereenkomst is aangegaan, overeenkomstig artikel 6, lid 3.
6 Door verbreking van het dienstverband door de werkgever wegens dringende redenen, als bedoeld in 7:677; 678 en 679 BW.
7 Door verbreking van het dienstverband door de werknemer wegens dringende redenen, als bedoeld in 7:677; 678 en 679 BW.
8 Door ontbinding van de arbeidsovereenkomst door de kantonrechter wegens gewichtige redenen als bedoeld in 7:685 BW.
Artikel 8 Pensioen en Anw-hiaat
1 Op de werknemer die tenminste 11 arbeidsuren per maand vervult, is van toepassing de pensioenregeling, welke de R.-K. Kerkprovincie heeft afgesloten met Centraal Beheer te Apeldoorn, dan wel de pensioenregeling die de werkgever heeft getroffen.
De werknemer met minder dan 11 arbeidsuren per maand wordt, indien deze dat wenst, tot de pensioenregeling toegelaten. Maakt de laatstbedoelde werknemer daar geen gebruik van, dan wordt dat schriftelijk in de arbeidsovereenkomst opgenomen.
De werkgever wijst de werknemer op de mogelijkheid zich bij Centraal Beheer te verzekeren tegen het zgn. Anw-hiaat: het verschil in aanspraak dat de nabestaanden van de overleden werknemer kunnen doen gelden onder de vroegere Algemene Weduwen- en Wezen Wet (AWW) en de huidige Algemene Nabestaanden Wet (Anw).
2 De rechten en plichten voortvloeiende uit de pensioenregeling zijn vastgelegd in de desbetreffende pensioenregeling, waarvan aan de werknemer een exemplaar ter hand wordt gesteld.
Artikel 7 Inhoud van de arbeidsovereenkomst
1 De ingevolge de artikelen 5 en 6 voorbereide en gesloten arbeidsovereenkomst, alsmede de daarin aangebrachte aanvullingen op dit rechtspositiereglement, worden wederzijds schriftelijk bevestigd.
2 in de schriftelijke arbeidsovereenkomst wordt in ieder geval het navolgende opgenomen:
a de naam en de plaats van vestiging van het bisdom/dekenaat/ parochie/kerkelijke instelling als werkgever met vermelding van het bestuur/de bestuursleden als degene(n), die de werkgever ter zake van het aangaan van de arbeidsovereenkomst vertegenwoordigt(en);
b de naam, voornamen, geboortedatum en -plaats en de woonplaats van de werknemer;
c de datum van indiensttreding van de werknemer;
d de functie en een korte omschrijving van taken van de werknemer, dan wel vermelding van de functiebeschrijving, welke op de werknemer van toepassing is;
e de omvang van de dienstbetrekking. Indien afspraken worden gemaakt omtrent vaste dagen en tijden waarop het werk moet worden verricht, dienen deze vermeld te worden;
f of de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd dan wel voor bepaalde tijd is aangegaan, met in het laatste geval de grond en de tijdsduur;
g het salaris bij indiensttreding;
h de opzegtermijn van de werkgever en van de werknemer;
i eventuele bijzondere bepalingen, welke op de arbeidsverhouding van toepassing zijn;
j de bepaling, dat dit rechtspositiereglement en de daarbij behorende bijlagen en regelingen deel van de arbeidsovereenkomst uitmaken en de verklaring, dat partijen bekend zijn met de inhoud van genoemde stukken en daarmee akkoord gaan.
3 De werknemer wordt in de gelegenheid gesteld - voor het aangaan van de arbeidsovereenkomst - de schriftelijke arbeidsovereenkomst in te zien, alvorens deze te ondertekenen. De werknemer ontvangt uiterlijk één week na het aangaan van de arbeidsovereenkomst, doch vóór de datum van indiensttreding:
a een door de werkgever en de werknemer ondertekend exemplaar van de arbeidsovereenkomst, bedoeld in lid 2;
b een exemplaar van dit rechtspositiereglement met de daarbij behorende bijlagen en regelingen;
c een exemplaar van het reglement van de Pensioenregeling die de R.-K. Kerkprovincie heeft afgesloten met Centraal Beheer te Apeldoorn, dan wel een andere pensioenregeling, als die van toepassing is.
4 De werknemer ontvangt de wijzigingen van de in lid 3 sub b en c genoemde stukken, telkenmale wanneer deze verschijnen.
Artikel 6 Aangaan van de arbeidsovereenkomst
1 De werkgever kan een arbeidsovereenkomst met de kandidaat-werknemer eerst sluiten nadat hij daarvoor de schriftelijke machtiging van de bisschop heeft ontvangen. De arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor bepaalde of onbepaalde tijd.
2 De arbeidsovereenkomst kan uitsluitend voor bepaalde tijd worden aangegaan indien:
a de werkzaamheden waarmee de werknemer wordt belast van tijdelijke aard zijn, dan wel strekken tot tijdelijke vervanging;
b volgens kerkelijk voorschrift een functie voor bepaalde tijd wordt verleend;
c de werkgever of de werknemer dit wenselijk acht ter beoordeling van de vraag of de werknemer geschikt is voor de hem op te dragen functie, doch ten hoogste voor de duur van één jaar;
d de werknemer de pensioengerechtigde of functionele leeftijd heeft bereikt, bedoeld in het op de werknemer van toepassing zijnde pensioenreglement, in welk geval de arbeidsovereenkomst telkens voor één jaar kan worden aangegaan.
3 Na het verstrijken van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd eindigt de arbeidsovereenkomst van rechtswege.
4 Indien de werkgever met de werknemer, wiens arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, als bedoeld in lid 2 sub c, afloopt, een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd wenst aan te gaan, dient de werkgever de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, uiterlijk twee maanden voordat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege eindigt, aan de werknemer aan te bieden.
Artikel 5 Geneeskundige verklaring
Artikel 14 Uitbetaling van salaris
1 Het salaris wordt maandelijks uitbetaald onder aftrek van inhoudingen, waartoe de werkgever wettelijk verplicht is of waartoe de werknemer hem gemachtigd heeft.
2 De betaling geschiedt op zodanig tijdstip, dat de werknemer uiterlijk op de laatste dag van de maand over het hem toekomende bedrag kan beschikken.
3 Toeslagen op het salaris worden uiterlijk in de maand volgend op die, waarin de aanspraak is ontstaan, uitgekeerd.
Met toestemming van de werknemer kan de werkgever deze termijn met ten hoogste drie maanden verlengen.
4 Bij elke vaststelling of wijziging van het uit te betalen salarisbedrag ontvangt de werknemer een schriftelijke en gespecificeerde opgave van de berekening van dat bedrag.
Artikel 13 Bepaling van salaris
1 Het aantal arbeidsuren wordt vastgesteld volgens het schema “Vaststelling totaal aantal arbeidsuren”, dat is opgenomen in de Diocesane Regeling Salariëring kerkmusicus (Bijlage II).
Uitgangspunt voor de vaststelling van de beloningsstructuur is een maximum van 26 uren per week. In de honorering is de voorbereidingstijd begrepen.
2 Het salaris wordt bepaald per maand door vermenigvuldiging van het aantal arbeidsuren volgens lid 1 met het bedrag per uur volgens lid 3 en deling van de uitkomst door 12.
3 De bedragen per uur worden vastgesteld naar het bevoegdheidsniveau conform de Interdiocesane Regeling voor de Kerkmuziek (Bijlage II, punt 1).
4 De bedragen per uur worden vastgesteld naar bevoegdheid en naar uitoefening van de gecombineerde dan wel enkelvoudige functie van dirigent en/of organist. De uurbedragen worden jaarlijks per 1 januari geïndexeerd volgens de “gemengde index”, welke het gemiddelde is van:
a de Totaal Consumentenprijsindex, werknemersgezinnen met een laag inkomen, afgeleid;
b en het indexcijfer van de CAO-lonen per maand, inclusief bijzondere beloningen particulier bedrijf.
De formule voor de salarisaanpassing per 1 januari van het jaar x luidt:
A= {consumentenprijsindex (aug x-1) - cons. prijsindex (aug x-2)}x {100 : consumentenprijsindex (aug x-2)}
B= {loonindex (aug x-1) - loonindex (aug x-2)} x {100 : loonindex(aug x-2)}
De salarisverhoging voor het jaar x bedraagt
A + B
––––– %
2
Deze uurbedragen worden jaarlijks gepubliceerd in de Diocesane Regelingen.
5 Indien de werknemer, die de functies van organist en dirigent combineert, voor die functies ongelijke bevoegdheidsniveaus bezit, wordt het uurbedrag van het hoogste bevoegdheidsniveau in een enkelvoudige functie vermeerderd met 50% van het bedrag, dat voor het lagere bevoegdheidsniveau in enkelvoudige functie geldt.
Artikel 19 Buitengewoon verlof
1 Tenzij ernstige belangen van de te verrichten werkzaamheden zich daartegen verzetten, wordt in verband met bijzondere omstandigheden aan de werknemer buitengewoon verlof met behoud van salaris verleend.
2 Onverkort hetgeen ter zake wordt bepaald in 7:629, lid 4 BW bedraagt het buitengewoon verlof op de betreffende kalenderdag:
a bij ondertrouw van de werknemer: één dag;
b bij huwelijk (burgerlijk en/of kerkelijk tezamen) van de werknemer: in totaal vier dagen;
c bij huwelijk van bloed- en aanverwanten in de eerste en de tweede graad: één dag;
d bij bevalling van echtgenote van de werknemer: twee dagen;
e bij overlijden:
1 van de echtgeno(o)t(e) of inwonende eigen, stief-/ pleegkinderen en inwonende kleinkinderen of inwonende (schoon-)ouder: van de dag van overlijden tot en met de dag van de begrafenis of crematie;
2 van eigen, stief-/pleegouders, schoonouders of niet inwonende eigen, stief-/pleegkinderen en niet inwonende kleinkinderen: twee dagen;
3 van eigen, stief-/pleegbroers, -zusters, grootouders, zwagers of schoonzusters: één dag.
f indien de werknemer is belast met de regeling van de begrafenis of crematie van de onder e sub 2 en 3 genoemde bloed- en aanverwanten: vier dagen;
g afgezien van het bepaalde onder e: voor het bijwonen van de begrafenis van personen bedoeld onder e sub 2 en 3: één dag;
h ingeval van overlijden in het buitenland zal de duur van het verlof in overleg met de werknemer door de werkgever worden vastgesteld;
i bij 25- en 40-jarig huwelijksjubileum van de werknemer en bij 25-, 40-, 50- en 60-jarig huwelijksjubileum van eigen, stief-/pleegouders of schoonouders: één dag;
j bij 12 1/2-jarig dienstjubileum: één dag;
k bij 25- en 40-jarig dienstjubileum van de werknemer: twee dagen;
l bij verhuizing van de werknemer, die op het moment van de verhuizing een eigen huishouding voert: twee dagen per kalenderjaar;
m voor het bijwonen van de priesterwijding of eeuwige professie van bloed- en aanverwanten in de eerste en tweede graad: één dag;
n indien de werknemer lid is van of afgevaardigde naar een landelijk of regionaal bestuursorgaan van één der erkende werknemersorganisaties voor het bijwonen van vergaderingen van dat orgaan - ten hoogste zes dagen per jaar;
o indien de werknemer lid is van een erkende werknemersorganisatie voor het bijwonen van de door die werknemersorganisatie georganiseerde vormings- en opleidingsdagen - ten hoogste twee dagen per jaar.
3 In de volgende gevallen zal de duur van het verlof van geval tot geval, in overleg met de werknemer, door de werkgever worden vastgesteld:
a bij ernstige ziekte van de echtgenoot of echtgenote van de werknemer, van zijn inwonende eigen, stief-/ pleegkinderen of van eigen, stief-/pleegouders of schoonouders;
b voor het bijwonen van vergaderingen en zittingen van bestuurs- en adviescommissies en colleges ten behoeve van het eigen functioneren en voor het verrichten van daaruit voortvloeiende werkzaamheden ten behoeve van deze commissies en colleges, een en ander voorzover zulks niet in de vrije tijd kan geschieden;
c tenzij de belangen van de te verrichten werkzaamheden zich daartegen verzetten, voor het bijwonen van vergaderingen en zittingen van publiekrechtelijke colleges, waarin de werknemer is benoemd of gekozen, en voor het verrichten van daaruit voortvloeiende werkzaamheden ten behoeve van deze colleges, een en ander voorzover zulks niet in vrije tijd kan geschieden;
d in alle andere bijzondere omstandigheden, waarin de billijkheid van een verzoek om buitengewoon verlof door de werkgever is vastgesteld.
4 Indien de werknemer een vaste vergoeding ontvangt uit de functie, waarvoor hem in lid 3 sub c bedoelde verlof wordt verleend, wordt op zijn salaris een inhouding toegepast over de tijd, dat hij het verlof geniet. Deze inhouding gaat hetgeen hij geacht kan worden te ontvangen als vaste vergoeding voor de met het verlof overeenkomende tijd in de bedoelde functie niet te boven.
5 In bijzondere gevallen kunnen de werkgever en de werknemer buitengewoon verlof zonder salaris overeenkomen.
Artikel 16 Overwerk
1 Dit artikel is niet van toepassing tenzij uitdrukkelijk met de werknemer overeengekomen.
2 Overwerk is het werk dat aan de werknemer door de werkgever opgedragen wordt en waardoor de voor de werknemer vastgestelde werktijd wordt overschreden.
3 Overwerk dient zoveel mogelijk te worden voorkomen, doch is verplicht indien door bijzondere omstandigheden met een incidenteel karakter, het dienstbelang zulks vordert.
4 Voor het verrichten van overwerk wordt compensatie gegeven in honorering of werkvrije uren, in aantal gelijk aan het aantal uren overwerk.
5 Het bepaalde in dit artikel is niet van toepassing indien:
a meer werk wordt verricht door een werknemer, die daartoe geen opdracht van of namens de werkgever heeft gekregen;
b bij het aanvaarden van zijn functie met de werknemer is overeengekomen, dat hij ook op andere dan de vastgestelde tijden zal werken;
c incidenteel gedurende ten hoogste een half uur vóór en/of aansluitend aan de werktijd wordt gewerkt;
d de totale gemiddelde arbeidstijd van een werknemer het aantal overeengekomen arbeidsuren niet overschrijdt.
Artikel 23 Ziektekostenverzekering
Artikel 15 Dienstrooster
1 De werknemer is verplicht zich te houden aan de door de werkgever vastgestelde werktijden. Indien en voorzover het belang van het werk dat naar oordeel van de werkgever noodzakelijk maakt, is de werknemer verplicht tijdelijk ook op andere dan de voor hem vastgestelde werktijden te werken.
2 De aard van een functie kan met zich meebrengen dat op onregelmatige tijden wordt gewerkt.
Artikel 22 Uitkering bij ziekte/arbeidsongeschiktheid
1 In geval van ziekte/arbeidsongeschiktheid moeten de algemene voorschriften van het Burgerlijk Wetboek en van de desbetreffende sociale verzekeringswetgeving in acht worden genomen.
De volgende bepalingen vormen daarop een aanvulling.
2 a De werknemer, die wegens ziekte/arbeidsongeschiktheid verhinderd is zijn werkzaamheden te verrichten, heeft gedurende 24 maanden recht op aanvulling van het doorbetaalde loon op grond van 7:629 BW respectievelijk van de uitkering, die hij ontvangt op grond van enige bij of krachtens de wet geldende verzekering. Deze aanvulling op de uitkering strekt ertoe, dat de werknemer zijn nettosalaris behoudt.
b Onder nettosalaris wordt verstaan het inkomen dat wordt afgeleid van de som van:
1 het bruto maandsalaris, dat de werknemer geniet op het moment dat de arbeidsongeschiktheid ontstaat;
2 die bestanddelen, die voorts nog als loon worden aangemerkt in de dagloonregeling Ziektewet en Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering.
De hoogte van de onder b.2 genoemde bestanddelen wordt op maandbasis gemeten over een periode van 3 maanden voorafgaand aan de maand, waarin de arbeidsongeschiktheid is opgetreden.
c Bijstelling van het in lid 2 onder a. bedoelde nettosalaris zal plaatsvinden:
1 indien het bruto maandsalaris wijziging ondergaat, tengevolge van:
a toekenning van een periodieke verhoging gedurende de arbeidsongeschiktheid;
b wijziging van de salarisopbouw.
2 door fiscale wijzigingen en wijzigingen in de sociale verzekeringspremies, voorzover deze worden ingehouden.
3 Indien de werknemer na beëindiging van zijn arbeidsongeschiktheid zijn werkzaamheden heeft hervat en binnen een termijn van vier weken na deze hervatting opnieuw arbeidsongeschikt wordt, zal de tweede arbeidsongeschiktheid voor de duur van de aanvullende uitkering als een voortzetting van de eerste worden beschouwd.
4 Het recht op aanvullende uitkering, als bedoeld in het tweede lid ad a van dit artikel, vervalt op het tijdstip, waarop de dienstbetrekking een einde neemt.
5 Het recht op aanvullende uitkering als bedoeld in het tweede lid ad a van dit artikel kan door de werkgever geheel of gedeeltelijk vervallen worden verklaard:
a indien blijkt, dat de werknemer geen medewerking verleent die in redelijkheid van hem verwacht mag worden aan maatregelen ter bevordering van de terugkeer in het arbeidsproces bij de werkgever;
b indien blijkt, dat de arbeidsongeschiktheid het gevolg is van bepaalde feiten, die door de werknemer bij het opmaken van een geneeskundige verklaring zijn verzwegen;
c indien blijkt, dat de arbeidsongeschiktheid het gevolg is van opzet of buitensporigheden van de werknemer tenzij hem daarvan op grond van zijn psychische toestand geen verwijt kan worden gemaakt;
d indien de werknemer zich schuldig maakt aan gedragingen, welke zijn genezing belemmeren;
e indien de aanspraak op uitkering ingevolge de Ziektewet of WAO geheel of gedeeltelijk komt te vervallen, tenzij zulks aan de werkgever te wijten is.
6 Indien als gevolg van een gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid, de WAO-uitkering en de daarop aanvullende verzekeringsuitkering lager zijn dan 70% van het in lid 2 bedoelde salaris, wordt de aanvulling op evenredige wijze verlaagd.
7 Op de aanvulling overeenkomstig de bepalingen van dit artikel bestaat geen aanspraak, indien en voorzover de werknemer ter zake van schade, die hij tengevolge van zijn arbeidsongeschiktheid lijdt, krachtens een wettelijke bepaling een recht op schadevergoeding tegenover een derde kan doen gelden, waarbij het bepaalde in 7:629 BW wordt uitgesloten. In dat geval doet de werkgever aan de werknemer als voorschot op de te ontvangen schadevergoeding uitkeringen ter grootte van de in dit artikel bedoelde aanvulling van het salaris onder de voorwaarde dat de werknemer zijn aanspraken op schadevergoeding ter zake aan de werkgever cedeert. De werkgever zal het voorschot met de schadevergoeding verrekenen en het meerdere aan de werknemer uitbetalen.
Artikel 18 Vakantietoeslag
1 Het vakantietoeslagjaar loopt van 1 juni van enig jaar tot en met 31 mei van het daarop volgende jaar.
2 Jaarlijks voor eind mei zal de werkgever aan de werknemer een vakantietoeslag betalen, die op basis van het jaarsalaris 8% of het wettelijk vastgestelde lagere maximum bedraagt.
3 Indien de arbeidsovereenkomst voor de datum van uitbetaling wordt beëindigd, zal bij de laatste salarisafrekening de vakantietoeslag worden uitbetaald in verhouding tot de duur van de arbeidsovereenkomst gedurende het vakantietoeslagjaar.
4 Onder jaarsalaris wordt verstaan het totaal van de in het vakantietoeslagjaar verdiende bruto maandsalarissen.
5 Door de werkgever zal aan de werknemer, die aanspraak heeft op een vakantietoeslag krachtens de wao overeenkomstig het bepaalde in artikel 22 van dit reglement, een zodanige aanvulling op die vakantietoeslag worden betaald, dat de werknemer in totaal een vakantietoeslag ontvangt, welke overeenkomt met hetgeen waarop hij krachtens artikel 17, lid 4 en dit artikel aanspraak zou hebben gemaakt, indien hij niet arbeidsongeschikt zou zijn geweest.
Artikel 21 Ziekte/arbeidsongeschiktheid
In geval van ziekte/arbeidsongeschiktheid is de werknemer, onverminderd de krachtens de wettelijke verzekeringen op hem rustende verplichtingen, gehouden:
a de werkgever terstond van de arbeidsongeschiktheid en zo mogelijk van de vermoedelijke duur daarvan op de hoogte te stellen;
b geneeskundige hulp in te roepen en de gegeven voorschriften op te volgen;
c na zijn herstel de werkgever daarvan in kennis te stellen en de werkzaamheden te hervatten.
Artikel 17 Vakantie
1 De werknemer heeft in elk kalenderjaar de volgende aanspraak op vakantie met behoud van salaris:
tot 21 jaar: 11% van het totaal aantal arbeidsuren per jaar.
van 21 t/m 44 jaar 10% van het totaal aantal arbeidsuren per jaar.
van 45 t/m 49 jaar 11% van het totaal aantal arbeidsuren per jaar.
van 50 t/m 54 jaar 12% van het totaal aantal arbeidsuren per jaar.
van 55 t/m 59 jaar 13% van het totaal aantal arbeidsuren per jaar.
vanaf 60 jaar 15% van het totaal aantal arbeidsuren per jaar.
2 Voor elke kalendermaand, waarin de werknemer in dienst is of zal zijn, bedraagt de vakantie 1/12 deel van de per jaar vastgestelde vakantie.
Een maand, waarin het dienstverband voor de 16e is ingegaan of na de 15e is beëindigd, wordt voor de bepaling van de vakantie als een volle kalendermaand beschouwd.
3 Vakantiedagen, welke de werknemer tengevolge van arbeidsongeschiktheid niet heeft genoten, worden hem alsnog verleend, mits de werkgever onmiddellijk in kennis is gesteld van de arbeidsongeschiktheid en van de verblijfplaats van de werknemer.
De werkgever kan van de werknemer bewijsstukken vorderen, waaruit het feit en de duur van de arbeidsongeschiktheid blijken.
4 De werknemer, die tengevolge van arbeidsongeschiktheid zijn werkzaamheden niet heeft verricht, heeft aanspraak op vakantie gedurende zijn arbeidsongeschiktheid. Deze aanspraak op vakantie kan echter nooit betrekking hebben op een langer tijdvak dan een jaar.
5 De vakantie wordt verleend in het kalenderjaar, waarin de aanspraak erop is of zal ontstaan. In bijzondere gevallen kan op verzoek van de werknemer een gedeelte van de vakantie in het eerstvolgende kalenderjaar worden verleend.
6 Behoudens in het geval, bedoeld in 7:641 BW wordt het recht op vakantie niet omgezet in een aanspraak op betaling.
7 De vakantie wordt zodanig verleend, dat gedurende eenmaal per jaar een periode van tenminste drie weken aaneengesloten vakantie kan worden genoten.
8 De werknemer overlegt tijdig met de werkgever teneinde zijn vakantie op een bepaald tijdstip te kunnen opnemen.
9 Indien bij het beëindigen van de dienstbetrekking blijkt, dat het aantal opgenomen vakantiedagen meer is dan waarop aanspraak heeft bestaan, dan zullen deze teveel genoten vakantiedagen ofwel op het laatst uit te betalen salaris worden ingehouden, of door extra werkdagen worden gecompenseerd.
10 In geval van vakantie of andersoortige afwezigheid of verhindering zal de werknemer op verzoek van de werkgever zo goed mogelijk bijdragen aan een regeling tot vervanging.
Artikel 28 Uitkering bij overlijden
1 De werkgever neemt de kosten van de liturgische uitvaartdienst voor een werknemer die in de kerkelijke instelling werkzaam was op het moment van overlijden voor zijn rekening, tenzij bij de testamentaire voorziening of anderszins door de overledene anders is bepaald.
2 Bij overlijden van een werknemer kent de werkgever een uitkering toe ter grootte van drie maanden salaris volgens het op de dag vóór het overlijden geldende brutosalaris, uit te betalen aan:
- de echtgenoot(note), van wie de overleden werknemer niet duurzaam gescheiden leefde;
- bij ontstentenis van een echtgenoot(note) als vorenbedoeld de minderjarige kinderen;
- bij ontstentenis van vorenbedoelde categorieën degenen, voor wie de overledene grotendeels voorzag in de kosten van bestaan.
3 De overlijdensuitkering bedoeld in lid 2 wordt verminderd met het bedrag van de uitkering, dat aan de in lid 2 genoemde personen ter zake van het overlijden van de werknemer toekomt krachtens de wettelijke ziekte- of arbeidsongeschiktheidsverzekering.
Artikel 20 Bijzondere vrije dagen
Artikel 27 Studiekostenvergoeding
1 Indien de werknemer gedurende een of meer dagen binnen een bepaald tijdsbestek een studie of cursus volgt die nodig wordt geacht voor het goed vervullen van de door hem uitgeoefende functie of ter bevordering van de ten dienste van de door hem uitgeoefende functie wenselijke deskundigheid, kan de werkgever hem daarvoor een studiekostenvergoeding toekennen, voorzover de geldmiddelen daartoe beschikbaar zijn.
2 De werkgever vergoedt in beginsel 75% van de werkelijke kosten van de studie of cursus, bestaande uit het studie- of cursusgeld, reis- en verblijfkosten, materiaal en leermiddelen. Ingeval de werknemer de studie of cursus volgt op initiatief en verzoek van de werkgever wordt de vergoeding aangevuld tot 100% van de werkelijke kosten.
3 De studiekostenvergoeding bedraagt maximaal een bedrag per jaar overeenkomstig de Diocesane Regelingen.
4 De studiekostenvergoeding is niet van kracht, indien de werknemer een studie of cursus volgt tot verwerving van niet ten dienste van de door de hem uitgeoefende functie noodzakelijke of wenselijke deskundigheid.
5 Wanneer de werkgever besluit een studiekostenvergoeding toe te kennen, legt het in een schriftelijke overeenkomst met de werknemer tevens vast of en op welke wijze de studiekostenvergoeding door de werknemer zal worden terugbetaald, indien de studie onvoltooid blijft of indien de werknemer na voltooiing van zijn studie binnen 2 jaar zijn uitgeoefende functie beëindigt.