Toen eind 2008 de eerste lijst verscheen met goedgekeurde liturgische gezangen, was liturgisch Nederland in rep en roer: Oosterhuis ontbrak geheel. Weliswaar was al op 25 maart 1964 om een repertorium gevraagd. Paus Johannes Paulus zette dit op scherp met zijn Liturgiam authenticam (art.108). Als dan een lijst komt waarop eredoctor Oosterhuis, de grote magister liturgiae, ontbreekt, is de wereld te klein.

Toch leken de scherpe kantjes er de laatste tijd juist af. Maar de voorzitter van de Werkgroep voor Liturgie Heeswijk, Joost Jansen o. praem., probeert olie op het vuur te gooien. In het Overzicht van de gezangen – 2, 3 april – 21 november 2010 schrijft hij over onder meer de “ons toegewezen censor” (de Osse pastoor Cor Mennen, -red.). Deze heeft de liturgische gezangen tegen het licht gehouden.

Liturgie, bisschop, censor
Het gaat uiteraard om De zondag vieren, het bekende wekelijkse zondagsmissaaltje van Heeswijk, dat moet overeenstemmen met de officiële liturgie van de Kerk. “De Nederlandse bisschoppen hebben veel waardering voor onze uitgave. Zij beschouwen De zondag vieren als bruikbaar hulpmiddel om de daadwerkelijke deelname aan de liturgie te bevorderen. Omdat liturgie zo belangrijk is voor de Kerk, en de bisschoppen verantwoording dragen voor een goede regulering van de liturgie, verlangen de bisschoppen dat zij elke aflevering van De zondag vieren kunnen inzien alvorens deze gedrukt wordt. De bisschop van het bisdom waarin wij, de Werkgroep voor Liturgie Heeswijk, werken, verleent een zogenoemd imprimatur. Concreet betekent dit dat mgr. A. Hurkmans ‘meekijkt' met onze wekelijkse uitgave De zondag vieren. Het praktisch werk dat dit met zich meebrengt heeft hij toevertrouwd aan een zogenoemde censor.”

Deze procedure blijkt gevolgen te hebben voor de keuze van gezangen. De acclamatie na het Evangelie, doorgaans U komt de lof toe is niet overeenkomstig het Verbum Domini, Laus tibi, Christe uit het altaarmissaal. Men heeft hierin voorzien door het officieel vertaalde “Zo spreekt de Heer, Wij danken God” te laten toonzetten door enkele componisten (uit de werkgroep zelf, J. Valkestijn en M. de Haard); dit overigens naast een dertiental oude varianten die nog steeds terugkeren. Jansen hoopt “van harte dat u deze nieuwe acclamaties wilt instuderen, opdat de gezongen acclamatie na het Evangelie in elk geval als praktijk behouden blijft”.

Eigen uitgave
Voor de vieringen zonder priester was al lange tijd de uitgave van de Nationale Raad voor Liturgie (NRL) Modellen voor woordvieringen, gebedsvieringen, communievieringen (Zeist, 1999) beschikbaar. Heeswijk promoot liever haar eigen uitgave uit 2005. De censor verlangt nu dat alleen van de NRL-uitgave gebruik wordt gemaakt. Jansen: “Voor de liturgische muziek betekent dit dat wij ook de acclamaties moeten opnemen die bij de communiedankgebeden van de NRL aangegeven staan. Als u de acclamaties bij het communiedankgebed wilt blijven zingen, en dat hopen wij, dan moet u vier nieuwe acclamaties instuderen.” Voor de toonzetting tekent oud-directeur van de Nederlandse St.-Gregoriusvereniging Siem Groot. Een achttal oude acclamaties verschijnt echter ook nog in het missaaltje, dus het is nog maar de vraag in hoeverre deze nieuwe acclamaties ingang zullen vinden.

‘Gezangen die niet meer mogen'
De meeste pijn zit uiteraard in de “gezangen die niet meer gezongen mogen worden”. De wekelijkse uitgave “moet niet alleen voldoen aan alle liturgische regels, maar moet ook inhoudelijk in orde zijn”. Conform het Kerkelijk Wetboek (canon 830.2) wordt door de censor niet alleen gekeken naar de leer van de Kerk in geloof en zeden, maar “bekijkt de censor ook of de gezangen een liturgische functie toegewezen kunnen krijgen”. Uiteraard is dat een lastige kwestie. Liturgie is geen theologie; in poëzie zit gelaagdheid. “God openbaart zich in het ‘wit' tussen de woorden”, aldus Jansen. “We hebben de indruk dat de door mgr. Hurkmans aangewezen censor neigt naar ‘duidelijke taal'. Teksten worden soms afgewezen omdat ze theologisch te vaag zijn of te impliciet over God en Jezus. Natuurlijk, teksten mogen ook expliciet zijn, en bovendien moeten we de woorden wel kunnen verstaan. Maar de zangteksten blijven poëzie en geen dichtgetimmerd betoog.”

Eigen straatje schoonhouden
Naar de mening van Jansen ziet de censor de veelvormigheid van de liturgie over het hoofd door zich vooral te richten op de Eucharistieviering. Ook daardoor vallen gezangen af. “U begrijpt dat we over de beoordeling van de gezangen nog volop in gesprek zijn met de ons toegewezen censor en met andere partijen, waaronder onze collega-uitgeverij Gooi & Sticht en de Nederlandse Sint-Gregoriusvereniging.” Uiteraard weet Jansen, net als Schuurmans, dat niet alles van kwaliteit was: “Tegelijkertijd zien wij ook dat sommige gezangen ‘hun beste tijd' hebben gehad. Er zijn gezangen die, als we ze goed bekijken, de toets der kritiek niet kunnen doorstaan en die we daarom niet langer zullen opnemen in De zondag vieren.” Het zwakke is natuurlijk dat geen enkele lied met name wordt genoemd, evenmin als de argumentatie. Wat wel volgt, is een overzicht van gezangen die door de censor zijn afgewezen. “De censor is verplicht te beargumenteren waarom hij een gezang afwijst.” Heeswijk kennelijk niet. “Wij citeren hieronder letterlijk uit het officiële rapport dat wij van de censor ontvangen hebben.” De censor wordt zo in het beklaagdenbankje gezet, terwijl Jansen zijn eigen straatje schoon houdt.

Goed werk, censor
Er volgt een lijst met zeventien gezangen die zijn afgewezen. De censor heeft plausibele argumenten: acclamaties tijdens het gebed van de gelovigen worden niet tot de H. Geest gericht (maar tot de Vader); een aantal litaniegezangen heeft niet de geëigende opbouw van een Kyrie met tropen; het tutoyeren van God en Maria is in de Nederlandse liturgie ongebruikelijk; psychologisch, politiek of seksistisch taalgebruik of zwakke, meerduidige teksten zijn niet geschikt voor de eredienst. Soms betreft het ongelukkige formuleringen, waar al dan niet bewust de geloofsinhoud uitgehaald is en slechts bijbels aandoende associaties overblijven. Een bekend lied als het ‘Uit vuur en ijzer, zuur en zout' (ook wel ‘chemicaliënlied' of ‘zand-zeep-en-sodalied' genoemd) is duidelijk horizontalistisch. Van ‘Waar liefde mensen samenvoegt' zegt de censor: “Is dit een welkomstlied voor een gourmet met een goed glas wijn?”, hetgeen aangeeft dat hij humor heeft. Het vlakke ‘De tafel is gastvrij gedekt' kun je toch niet verkopen in een Eucharistieviering? En ‘Wonen overal, nergens thuis' (Censor: “Hier is ieder verband met de liturgie ver te zoeken. Mensen, veel geluk!”) en ‘Zomaar een dak boven wat hoofden' roepen theologisch vragen op. Vergelijk die tekst eens met het Locus iste. Al met al heeft de censor dus goed werk gedaan. Het zou me niet verbazen als het Heeswijk eigenlijk wel goed uitkomt om de zwarte piet bij de censor of bisschop te kunnen leggen en zo het eigen straatje schoon te houden.

Evangelicaal en charismatisch
Over een aantal gezangen is Heeswijk nog met de censor in gesprek. Voor vragen mag men de werkgroep bellen of mailen, maar vragen waarop men geen antwoord heeft, worden doorgestuurd naar de NRL of mgr. Hurkmans. Was dit soms een bewuste oproep om maar vooral knuppels in het hoenderhok te werpen? Zouden we die tijd inmiddels niet voorbij zijn, en moeten we, met de evangelicale en charismatische liturgische gezangen in opkomst, niet redden wat er aan kwaliteit nog te redden valt?

Bron: Katholiek Nieuwsblad; Ruud Hoogenboom; www.katholieknieuwsblad.nl/archief/Artikelen/2010/3/17/Knuppels_in_het_liturgisch_hoenderhok