Het missaal van 1969 laat te veel ruimte voor een afwijkende interpretatie. De eenheid tussen gebed en geloof wordt niet voldoende gewaarborgd, met alle gevolgen van dien, betoogt Sjaak Oostveen.

Goed bedoeld lijkt mevrouw Pol (Lezer aan het woord, KN 20) blijk te geven van een praktijk die E.H. Vernooy met het nodige sarcasme aan de kaak stelt (Lezer aan het woord, KN 13). Enerzijds betreft de aanhaling door pater Vernooy het eerste gebed van het Offertorium in het missaal van 1969: Gezegend zijt Gij God, Heer van al wat leeft. Uit Uw milde hand hebben wij het brood ontvangen. Aan U dragen wij op de vrucht van de aarde, het werk van onze handen. Maak het voor ons tot brood van eeuwig leven. Pater Vernooy maakt hier gebruik van de ongelukkige associatie met de beschrijving van het offer van Kaïn (Gen. 4,3). Echter, volgens de woorden van Jahweh (Gen. 4,7): Indien ge onberispelijk leeft, wordt uw offer zeker aanvaard gaat het hier niet zozeer om de stoffelijke aard van het offer maar om de intentie van de offeraar. En in de H. Mis is dat Christus in zijn Mystiek Lichaam, de Kerk. Daarom is het de Kerk die de gebeden van de H. Mis vaststelt en niet de individuele priester of een liturgische commissie.

Waarom wijzigen?
Anderzijds geeft mevrouw Pol de consecratie van het brood aan met de woorden: “Dit is mijn lichaam voor u.” Dit is incorrect en zeer bedenkelijk. Enerzijds wordt hiermee afgeweken van de voorgeschreven gebeden van de H. Mis. Anderzijds wordt hier slechts een deel van de woorden van St.-Paulus Dit is mijn Lichaam, dat voor u wordt overgeleverd geciteerd, waarmee het wezenlijke van het H. Misoffer wordt verzwegen. Mevrouw Pol lijkt hier het slachtoffer te zijn van priesters die met dit soort afwijkingen van de voorgeschreven gebeden van de H. Mis het geloof van de Kerk vertroebelen. En dit is nu juist wat pater Vernooy aan de kaak stelt.
Waarom wijzigen priesters in strijd met Vaticanum II en tegen de rubrieken in eigenhandig de gebeden van de H. Mis, het openbaar gebed van de Kerk en waarom gaat dit doorgaans ook gepaard met een afwijzing van de normatieve gebruiken? Met welke intentie wordt dit gedaan en hoe komt men zover? Is dit omdat zij hiermee uitdrukking kunnen geven aan een ander geloof dan het geloof van de Kerk?

De liturgie
Het gaat hier om wat Paus Benedictus XVI noemt de hermeneutiek van de continuïteit en de Lex orandi, Lex credendi van de Kerk. De hermeneutiek van de continuïteit houdt in dat het geloof van de Kerk na Vaticanum II hetzelfde is als het geloof van de Kerk voor het Concilie. Er bestaat geen tegenstelling en deze mag ook niet worden gesuggereerd. Met de Lex orandi, Lex credendi wordt de eenheid tussen het gebed en het geloof aangeduid. De hoedanigheid van het gebed drukt de staat van het geloof uit en omgekeerd komt de staat van geloof tot uitdrukking in de hoedanigheid van het gebed. Dit betreft niet alleen het gebeds- en geloofsleven van individuele priesters en gelovigen, maar ook de H. Liturgie als openbaar gebed van de Kerk, onafhankelijk of dit nu een oude eerbiedwaardige of een nieuw samengestelde liturgie is.
Daarom gaat het erom dat de Lex orandi, Lex credendi van de Kerk in de gebeden van het missaal gewaarborgd dient te zijn.

Echter, in het missaal van 1969 is, in tegenstelling tot het missaal van 1962, de eenheid tussen het gebed en het geloof kennelijk onvoldoende gegarandeerd, doordat dit missaal op verschillende wijzen kan worden gelezen. Dit bleek al in 1973 toen de (lutherse) Evangelische Kerk van Elzas en Lotharingen over het missaal van 1969 officieel verklaarde, dat niets de lutherse gelovigen meer kon weerhouden aan de katholieke Eucharistieviering deel te nemen. Echter onder de volgende voorwaarden: “Wij staan er in het bijzonder op dat de communie onder twee gedaanten wordt uitgereikt, niet alleen uit getrouwheid aan het Evangelie en aan de Hervorming maar ook omdat deze praktijk ingaat tegen een welbepaald clericalistische vormgeving.” En: “Wij staan op het gebruik van de nieuwe eucharistische gebeden waarin wij ons terugvinden en die het voordeel bieden van een nuancering van de offertheologie die wij gewoonlijk aan het katholicisme toeschrijven. Deze gebeden nodigen ons uit om een evangelische theologie van het offer terug te vinden.”

Houvast ontbreekt
Hier worden de eeuwenoude Romeinse Canon met de traditionele en normatieve gebruiken alsmede het geloof van de Kerk ondubbelzinnig afgewezen. Desondanks menen zij de nieuwe eucharistische gebeden wel te kunnen aanvaarden. Dit zou niet mogen kunnen. Derhalve blijkt hieruit dat het geloof van de Kerk in deze nieuwe gebeden niet voldoende is gewaarborgd.
Natuurlijk kan het missaal van 1969 bij een juist verstaan van de eenheid tussen het gebed en het geloof van de Kerk correct worden gelezen. Echter, bij onvoldoende catechese of voor iemand –priester of leek – die in een geloofscrisis geraakt, ontbreekt elk houvast. Niets weerhoudt hem van dwaling, doordat ook die dwaling zijn bevestiging vindt in deze teksten. Als in een sluipend proces en vaak zonder het zelf bewust te zijn, wordt uiteindelijk het zicht op het ware geloof van de Kerk verduisterd. En wat dan? Dan komen de zelfgemaakte wijzigingen in de gebeden en de misbruiken...

Ir. J.P. Oostveen is voorzitter van Stichting Ecclesia Dei Delft en vicevoorzitter van de Federatio Internationalis Una Voce.

Bron: Katholiek Nieuwsblad/Opinie
http://www.katholieknieuwsblad.nl:80/actueel26/kn2624f.htm