ingezonden brief in Katholiek Nederland van prof. M. Hoondert 
Het interview met de weleerwaarde heer A.P.S. van Hout in KN 3 ‘De H. Mis is viering. Géén lesje’ heb ik met interesse gelezen. Zijn opmerkingen over de sacraliteit van de Novus Ordo zijn waardevol, zeker in een tijd waarin de Tridentijnse liturgie om diverse redenen sterk in de belangstelling staat.

Bezwaarlijk vind ik de opmerkingen die hij maakt naar aanleiding van mijn artikel in het Tijdschrift voor Gregoriaans over de ordo cantus missae, een artikel dat onlangs ook werd opgenomen in het Duitse tijdschrift Musica Sacra. Van Hout erkent dat hij mijn artikel niet heeft gelezen, maar heeft er desondanks een mening over. In mijn artikel houd ik een pleidooi voor het behoud van het gregoriaans en zoek  ik naar wegen waarop dit op een zinvolle wijze kan gebeuren. lk constateer dat de vernieuwing van de liturgie enerzijds, met name de uitbreiding van het lectionarium, en de herziening van het gregoriaanse repertoire in de ordo cantus missae van 1972 anderzijds te weinig op elkaar zijn afgestemd. Op basis van de voorschriften over de liturgische zang in ondermeer de inleiding op het altaarmissaal, beveel ik aan de ordo cantus missae opnieuw te doordenken. Het zou goed zijn voor de gregoriaanse gezangen dezelfde principes te hanteren als voor de gezangen in de landstaal (door Van Hout aangeduid als 'liedjes', waarmee hij weinig recht doet aan componisten van naam als Strategier, De Klerk, Pirenne, Huijbers enzovoort). Deze principes voor de liturgische muziek, zoals uiteengezet in het altaarmissaal, zijn diepgaand doordacht door onder anderen de jezuiet Joseph Gelineau in zijn baanbrekende boek Chant et musique dans le culte chrétien uit 1962 (net voor Vaticanum ll) en in zijn laatste boek Les chants de la Messe dans leur enrancinement rituel uit 2001. Gezangen zijn geworteld in het ritueel,zegt Gelineau, én kleuren, wat betreft de inhoud naar de liturgische dag of tijd. Door deze principes wordt de keuze van de gezangen bepaald. Dat heeft niets te maken met een didactische of catechetische aanpak, zoals Van Hout veronderstelt, maar met een goed begrip van de dynamiek van de Eucharistieviering in al zijn afzonderijke onderdelen. In de gregoriaanse formulieren voor de zogenoemde sterke tijden (advent, kersttijd, veertigdagentijd enzovoort) zijn de genoemde principes goed herkenbaar, in de formulieren voor de 'tijd door het jaar' in mindere mate. Mijn pleidooi om de ordo cantus missae open te breken gaat dan ook vooral over de laatstgenoemde formulieren. Het altaarmissaal en de gregoriaanse zangboeken, waartoe ik zeker ook het graduale simplex reken, bieden voldoende ruimte om goede keuzes te maken, omwille van het behoud van het gregoriaans in de huidige liturgie.
lk wens de weleerwaarde heer Van Hout een goede tijd in de Utrechtse Willibrorduskerk.
Martin J.M. Hoondert, bijzonder hoogleraar Muziek en Christendom vanwege de Nederlandse Sint-Gregoriusvereniging aan de Universiteit van Tilburg.


Bron: Katholiek Nieuwsblad, Nr.5, 30 januari 2009