Vrijdag, 23 januari 2009 - Father Roderick Vonhögen verzorgt voor Katholieknieuwsblad.nl de column ‘Eerste Hulp’. Gisteren keken we in het algemeen naar de rol van de lector en van de andere bijzondere bedienaren tijdens de viering van de liturgie; vandaag kijken we naar de liturgische regels voor de lectoren naar aanleiding van de vraag van Frank:

”Het valt mij op dat er in diverse parochies zo verschillend omgegaan wordt met de rol van de lector. Bij de ene parochie is de lector gedurende de hele Mis op het priesterkoor, soms zelfs met een soort van liturgische kleding aan. Bij andere parochies komt de lector uit de bankjes om de lezingen en de voorbeden te doen en gaat dan weer terug. Is er een kerkelijk voorschrift dat hierin gevolgd kan/moet worden?”

De nieuwe algemene inleiding op het Romeins Missaal geeft een aantal richtlijnen rond de leken-bedienaren in de liturgie.

Het liturgisch basisgewaad, zowel voor leken als voor gewijde bedienaren, is altijd de albe, een wit kledingstuk dat de toewijding aan de eredienst aangeeft; de inleiding op het Romeins Missaal meldt dat ook lectoren een albe kunnen dragen, ”of een ander, door de bisschoppenconferentie goedgekeurd ambtsgewaad” (nr. 339).

De Nederlandse bisschoppenconferentie heeft hier, voor zover ik weet, nog geen richtlijnen over uitgevaardigd. Een algemeen principe is dat kleding moet passen bij de waardigheid van de eredienst.

Lectoren worden door de ”pastoor of rector van de kerk” gekozen en ontvangen hun bediening door middel van een liturgische zegen of een tijdelijke aanstelling (nr. 107).

De lector heeft speciale taken die hij hoort uit te voeren ”ook al zijn er gewijde bedienaren aanwezig” (99). Als er geen aangestelde lector is mogen ook andere, geschikte mensen, de Schriftlezingen doen. Ze moeten wel goed voorbereid zijn (101).

Het voorlezen van de Schrift is een dienstwerk, en is niet op de eerste plaats een rol van de celebrant. Daarom heeft de lector een eigen plek in de liturgie, en heeft het de voorkeur dat als er andere gewijde bedienaren (diaken of concelebranten) aanwezig zijn, één van hen het evangelie voorleest (59). Alleen als er geen lectoren aanwezig zijn kan de priester zelf de lezingen voorlezen.

Het Evangelieboek (dus niet het Lectionarium waar alle lezingen instaan!), wordt tijdens de liturgie bijzonder vereerd. Het wordt tijdens de intrede processie binnengedragen door de diaken.

Als er geen diaken aanwezig is, mag de lector ”in de daarvoor bestemde kleding het Evangeliarium, enigszins omhoog gehouden”, meedragen in de intrede-processie (nr. 194). (Het Lectionarium wordt niet meegedragen in de processie.) De lector loopt in dat geval voor de priester uit; in andere gevallen loopt de lector met de andere bedienaren mee.

Omdat de lector een liturgische functie heeft tijdens de hele liturgie, is de eigenlijke plaats van de lector in het priesterkoor bij de andere bedienaren, zoals de acolieten (195).

De lector kan ook de psalm tussen de lezingen voordragen als er geen andere bedienaar is die dit doet, zoals een cantor.

De voorbede wordt, na de introductie door de priester, in principe door de diaken gelezen, en als er geen diaken aanwezig is worden de intenties van de voorbede door de lector gelezen.

Als er geen openings- of communiezang is, kan de lector de antifonen uit het Missaal voorlezen.

Er kunnen in één viering ook meerdere lectoren zijn, waarbij de lezingen onderling verdeeld worden, bijvoorbeeld tijdens de liturgie van de Paasnacht.
Father Roderick Vonhögen verzorgt voor Katholieknieuwsblad.nl de column ‘Eerste Hulp’.

Heb je zelf een vraag voor de Eerste Hulp? Stuur ‘m naar eerstehulp@sqpn.com
Luister ook naar Father Rodericks podcast: www.dailybreakfast.com
Bijbelcitaten komen uit de Nieuwe Bijbelvertaling: www.willibrordbijbel.nl

Bron: Katholiek Nieuwsblad
http://www.katholieknieuwsblad.nl/dagboek/index.php?file=roderick&id=354