
“Paul Schollaert is een man van God en van de mensen. Wanneer hij de Mattheuspassie dirigeert, maken we ons een beetje een voorstelling van wat de hemel zou kunnen zijn. Hij maakt gemeenschap wanneer zijn liederen in de volkstaal ons in verbondenheid laten zingen”, zegt politicus Luc van den Brande, voorzitter van de raad van bestuur van het Lemmensinstituut, over componist, dirigent en pedagoog Paul Schollaert.
Schollaert is een van de belangrijkste componisten van het religieuze lied in België en boegbeeld van de Leuvense muziekinstelling waar hij niet minder dan 41 jaar werkzaam was. De man is met pensioen, maar dat is relatief want hij is nog altijd actief in het Lemmensinstituut en als lieddeskundige. Vorig jaar nog verscheen van hem Gezongen Evangeliewoorden, responsoriale gezangen op tekst van de dagevangelies.
"Een echte componist ben ik niet, eerder een toevallig componist die tijd maakt voor wat koren en ensembles hem vragen. Ik ben hoofdzakelijk een liedjesman, vooral van kerkliederen, al schreef ik ook veel liedjes voor kinderen in de stijl van de vroegere jeugdmuziek”, vertelt Schollaert in de woonkamer van zijn Herentse huisje waar een vleugelpiano de ruimte domineert. Hij vindt dat de evolutie van de kerkliederen afhankelijk is van de liturgie en de liturgische viering. “We hebben nooit het niveau gehaald van Duitsland of Nederland, maar er zijn eigen Vlaamse accenten bijgekomen. Misschien moeten we niet te hoog van de toren blazen met een massaal groot repertoire, maar goede volkse dingen kiezen en er blijven in geloven. We zien het soms te groot. Koren komen regelmatig samen, maar niet voor samenzang. De breuk tussen kerklied en koorwerk is vaak te groot.”
Schollaert pleit voor het eenvoudige kerklied dat mensen gemakkelijk samen kunnen zingen. Hij wil koren behouden in de kerk omdat de kerkgemeenschap niet alles kan zingen. De parochiegemeenschap tijdens de eucharistieviering twee of drie keer aan het zingen krijgen, vindt hij al een goede zaak. Daarbuiten kunnen zowel polyfonie als andere muziekperiodes aan bod komen. “Er zijn parochiegemeenschappen waar het kerklied meer leeft en andere waar dat wat moeilijker ligt, maar ik zie voor het kerklied toch wel een toekomst”, benadrukt de componist.
Kerkkoren
Zijn invloed op de democratisering van het kerklied in Vlaanderen is bijzonder groot. Ex-collega aan het Lemmensinstituut en componist Lode Dieltiens formuleert het zo: “Paul heeft een originele kijk op de volkszang in de liturgie, ingevoerd na het Tweede Vaticaans Concilie. Zijn talrijke composities liegen er niet om, maar speciaal zijn ook zijn aanpak en plaatsing van die muziek in de eucharistieviering. Zijn invloed op de programmering van de Vlaamse kerkkoren is enorm. Wellicht is hij de meest gezongen componist in onze kerken.” Even belangrijk was de stempel die hij drukte op de werking en de betekenis van het Lemmensinstituut. Volgens Maria De Smet, directrice van de Hogeschool waarvan het instituut deel uitmaakt, ziet hij het instituut als “een geseculariseerde abdij, een gemeenschap van eenheid en vrede die sterk gestoeld is op het wezenlijke van de christelijke ethiek, cultuur en beschaving.”
Gelovig
Moet een componist geestelijk geïnspireerd zijn? “Gelovig zijn kan een dubbele betekenis hebben. Er zijn mensen die zeggen: ‘ik ben niet gelovig’, maar in de grond van hun hart zijn ze dat wel en andersom. Ik wil geen grote standpunten innemen, voor mij lijkt het een evidentie, maar dat is eigen aan mijn situatie. Ik kan me even goed thuis voelen bij anderen voor wie dat geen evidentie is en die de muziek als superieure waarde, als schoonheid ervaren. Ze maken geen bewuste of persoonlijke Godskeuze, maar wel een religieuze keuze. En dan is er nog het verschil tussen godsdienst en liturgie.”
Bron: RKNieuws.net; Tertio; Mirek Cerny; 3 juli 2011
http://www.rorate.com/nieuws/nws.php?id=67062