Op vrijdag 14 en zaterdag 15 mei j.l. vond in de prachtige basiliek van Raalte het internationaal Andriessen/De Klerk Orgelconcours plaats. Het concours werd georganiseerd door het cultuurfonds van de Basiliek van de Heilige Kruisverheffing in samenwerking met de Andriessen/De Klerk Stichting.
De kandidaten bespeelden het Adema-orgel (1927), dat in 2008 vanuit de R.K. Michaëlskerk te Zwolle na een grondige restauratie door de orgelmakerij Kaat & Tijhuis naar Raalte werd overgeplaatst en dat in alle opzichten verwant is aan het oudere Adema-orgel in de St. Josephkerk te Haarlem, dat jarenlang door Andriessen en De Klerk werd bespeeld. Een ideaal instrument dus voor de vertolking van de orgelwerken van deze twee componisten.Zes kandidaten hadden zich aangemeld, vier Nederlanders en een Oostenrijkse en Zuid-Koreaanse organist, van wie echter de laatste zich enkele dagen voor het concours terugtrok.Tijdens de eerste ronde op vrijdag 14 mei speelden de vijf overgebleven deelnemers één werk van Albert de Klerk en twee werken van Hendrik Andriessen. Met name de Passacaglia (1929) van Andriessen, door velen beschouwd als zijn beste orgelwerk, kreeg heel verschillende maar telkens heel boeiende vertolkingen. Zijn Etude II uit de Quattro Studi (1953) bleek een uitstekende testcase: het korte transparante werkje vraagt om een grote vingervlugheid en doet een flink beroep op de stressbestendigheid van de deelnemers.
Lukas Jan Schoonbeek en Jochem Schuurman, beiden uit Groningen, en IJsbrand ter Haar uit Arnhem werden toegelaten tot de finale, die zaterdagavond 15 mei werd gehouden. Opnieuw bestond het programma uit een aantal verplichte werken. Zette de ene kandidaat De Klerks eerste orgelwerk, Prelude en Fuga uit 1940, nogal stevig geregistreerd neer, bij de volgende was de klank veel doorzichtiger terwijl een derde speler weer de architectuur mooi deed uitkomen. Evenveel diversiteit was te horen in De Klerks Laudes Organi, een reeks variaties uit 1980, waarin een tintelende speelvreugde naar voren komt maar waarin ook een echte “serieuze wals” te beluisteren valt, vier miniaturen die een organist niet alleen de gelegenheid bieden zich muzikaal uit te leven maar ook een levendige registratiekunst tentoon te spreiden. Het derde verplichte werk was het Premier Choral (1913) van Hendrik Andriessen, een veel gespeeld werk waarin de kandidaten nogal eens moeite hadden een goed evenwicht te vinden tussen registratie en architectuur.
De jury, bestaande uit drie oud-studenten van Albert de Klerk, t.w. Gonny van der Maten, ondergetekende en Leo van Doeselaar die tevens als voorzitter fungeerde, was enthousiast over het hoge spelniveau en over de affiniteit die elk van de spelers met de taal van deze componisten had, maar tekende ook aan dat het ‘bespelen’ van de kerkruimte en het ‘ademen’ van de muziek wel eens te wensen overliet. Sommige registraties waren nogal fors aangezet en de articulatie kwam in de grote ruimte niet altijd duidelijk over.
Als winnaar werd Lukas Jan Schoonbeek aangewezen, die naar het oordeel van de jury de meest complete speler was. Hij ontving een bedrag van 1000 euro, beschikbaar gesteld door de Andriessen/De Klerk Stichting. IJsbrand ter Haar en Jochem Schuurman ontvingen respectievelijk de tweede en derde prijs. Voor elk van de deelnemers was er een aandenken in de vorm van een orgelpijp met inscriptie, beschikbaar gesteld door orgelmakerij Kaat & Tijhuis.
Lourens Stuifbergen
Bron: Nieuwsbrief Andriessen/De Klerk Stichting, najaar 2010, Jaargang 11