1          De werkgever kan een arbeidsovereenkomst met de kandidaat-werknemer eerst sluiten nadat hij daarvoor de schriftelijke machtiging van de bisschop heeft ontvangen. De arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor bepaalde of onbepaalde tijd.

2          De arbeidsovereenkomst kan uitsluitend voor bepaalde tijd worden aangegaan indien:

a          de werkzaamheden waarmee de werknemer wordt belast van tijdelijke aard zijn, dan wel strekken tot tijdelijke vervanging;

b          volgens kerkelijk voorschrift een functie voor bepaalde tijd wordt verleend;

c          de werkgever of de werknemer dit wenselijk acht ter beoordeling van de vraag of de werknemer geschikt is voor de hem op te dragen functie, doch ten hoogste voor de duur van één jaar;

d          de werknemer de pensioengerechtigde of functionele leeftijd heeft bereikt, bedoeld in het op de werknemer van toepassing zijnde pensioenreglement, in welk geval de arbeidsovereenkomst telkens voor één jaar kan worden aangegaan.

3          Na het verstrijken van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd eindigt de arbeidsovereenkomst van rechtswege.

4          Indien de werkgever met de werknemer, wiens arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, als bedoeld in lid 2 sub c, afloopt, een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd wenst aan te gaan, dient de werkgever de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, uiterlijk twee maanden voordat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege eindigt, aan de werknemer aan te bieden.