1 De werkgever kan de werknemer voor ten hoogste twee maanden op non-actief stellen, indien de voortgang van werkzaamheden - door andere oorzaken dan bedoeld in artikel 11 - ernstig wordt belemmerd.
2 Het besluit tot op non-actief stelling wordt door de werkgever zo spoedig mogelijk aan de werknemer medegedeeld, onder vermelding van de redenen waarom de voortgang van de werkzaamheden deze maatregel vereist.
3 Op non-actief stelling geschiedt met behoud van salaris.4
De werkgever kan de op non-actief stelling eenmaal met ten hoogste een maand verlengen.
5 De werkgever is gehouden gedurende de periode van op non-actief stelling die voorzieningen te treffen die noodzakelijk zijn om de werkzaamheden voortgang te doen vinden.
6 De op non-actief stelling kan niet bij wijze van strafmaatregel worden gebruikt.